Uitspraak
19.3052 WAO
OVERWEGINGEN
28 december 2017 gegevens in te zenden, opnieuw met de vermelding dat anders de aanvraag niet verder in behandeling kan worden genomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WAO-uitkering. Appellante ontving sinds 2004 een WAO-uitkering, maar deze werd per 27 maart 2011 ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na een melding van verslechtering van haar gezondheid in 2017, verzocht appellante om een herbeoordeling, maar het Uwv stelde haar aanvraag buiten behandeling omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij de gevraagde informatie tijdig had verzonden. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het procesbelang van appellante was komen te vervallen. Dit was het geval omdat zij met haar aanvraag om herbeoordeling en het hoger beroep een inhoudelijke beoordeling van haar recht op een WAO-uitkering nastreefde, maar met het besluit van 6 juni 2019 had zij deze beoordeling al gekregen. De Raad concludeerde dat appellante geen in rechte te respecteren procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder dit kan bestaan.