Uitspraak
18.4171 WAJONG
OVERWEGINGEN
14 augustus 2018 en een psychologisch onderzoek naar zijn cognitief niveau van functioneren van 14 december 2018 overgelegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1984, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de appellant op zijn achttiende jaar over arbeidsvermogen beschikte. De appellant voerde aan dat hij niet over arbeidsvermogen beschikte en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn matig verstandelijke beperking, PTSS en depressieve klachten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De Raad bevestigde dat de appellant op de relevante datum over arbeidsvermogen beschikte, en dat hij daarom niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.