ECLI:NL:CRVB:2021:565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen OV-schuld en studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil over de OV-schuld van betrokkene, die studiefinanciering ontving en een studentenreisproduct had geactiveerd. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had betrokkene in 2014 geïnformeerd dat zij geen recht meer had op studiefinanciering en het studentenreisproduct, wat leidde tot een vastgestelde OV-schuld van € 970,-. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de verhogingen van deze schuld, maar de minister verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van de minister gedeeltelijk vernietigd. De rechtbank oordeelde dat betrokkene, vanwege psychische problemen, niet in staat was om het studentenreisproduct tijdig stop te zetten. De minister ging echter in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van betrokkene ontvankelijk had geacht en dat de psychische problemen van betrokkene niet voldoende waren om haar niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de minister gevolgd en geoordeeld dat het bezwaar van betrokkene tegen de besluiten van de minister niet geacht kan worden tijdig te zijn ingediend. De Raad concludeerde dat de minister de bezwaren op goede gronden niet-ontvankelijk had verklaard en dat de psychische problemen van betrokkene niet uitsloten dat zij hulp had kunnen vragen bij het stopzetten van het studentenreisproduct. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard, waardoor de besluiten van de minister in stand blijven.