In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-loonaanvullingsuitkering te beëindigen. Appellant, die na een fietsongeval met lichamelijke en psychische klachten te maken had, was van mening dat zijn psychische beperkingen onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde rapporten van GGZ geen reden gaven om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde psychische beperkingen. De Raad bevestigde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van appellant adequaat rekening hield met zijn beperkingen, en dat de geduide functies medisch passend waren. Daarnaast werd het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure toegewezen, omdat de totale duur van de procedure meer dan vier jaar had bedragen. De Raad kende appellant een schadevergoeding van € 1.500,- toe, te betalen door de Staat, en veroordeelde de Staat in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 267,-.