ECLI:NL:CRVB:2021:55

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
19/2889 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de voortzetting van een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)

In deze zaak heeft appellant, die eerder werkzaam was als [functie] bij de gemeente [gemeente 1] en later bij de gemeente [gemeente 2], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal. Appellant verzocht om verlenging van zijn (wachtgeld)uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) wegens algemene invaliditeit. Verweerder had echter een nieuw medisch onderzoek laten uitvoeren door Remédis, omdat er twijfels bestonden over de uitkomsten van een eerder rapport van Qare Health B.V. Appellant betoogde dat verweerder geen geldige reden had om een tweede onderzoek te gelasten, maar de Raad oordeelde dat een bestuursorgaan wel degelijk het recht heeft om verder onderzoek te laten verrichten als er twijfels zijn over eerdere bevindingen.

De Raad concludeerde dat de rapportage van de verzekeringsarts A.W.A. Elemans, die appellant had onderzocht, zorgvuldig was en dat er geen aanwijzingen waren voor het opleggen van een urenbeperking. De Raad volgde het standpunt van verweerder dat appellant ten tijde van belang niet volledig arbeidsongeschikt was voor zijn maatgevende functie. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 7 januari 2021 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken.

Uitspraak

19 2889 APPA

Datum uitspraak: 7 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal (verweerder)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. G.N. Paanakker, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 april 2019, kenmerk Z-18-045735/D/19/141460 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Paanakker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.C.C. Balke en mr. E.E. Huisman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was vanaf 1998 tot 9 mei 2014 werkzaam als [functie] bij de gemeente [gemeente 1] . Na zijn aftreden is appellant op 9 mei 2014 aangevangen als [functie] bij de gemeente [gemeente 2] . Deze functie vervulde hij voor 70% (27 uur). Ingaande 9 mei 2014 is aan appellant tot 7 juli 2017 een (wachtgeld)uitkering op grond van de Appa toegekend.
1.2.
Appellant heeft verzocht de (wachtgeld)uitkering te verlengen wegens algemene invaliditeit, dit op grond van artikel 133a van de Appa. Om te kunnen vaststellen of bij appellant sprake is van algemene invaliditeit heeft verweerder een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek laten verrichten door Qare Health B.V. (Qare). De resultaten hiervan hebben verweerder aanleiding gegeven een nieuw onderzoek te laten verrichten door Remédis Expertises. Bij besluit van 3 juli 2018 heeft verweerder op het verzoek van appellant afwijzend beslist op de grond dat uit de rapportages van Remédis volgt dat geen sprake is van (blijvende) invaliditeit die voortzetting van de Appa-uitkering tot gevolg zou moeten hebben. Het hiertegen gemaakt bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van wat partijen in beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
In artikel 133a, eerste lid, van de Appa is geregeld dat als de belanghebbende op de dag waarop de uitkering eindigt geheel of gedeeltelijk algemeen invalide is, de uitkering voor de duur van de invaliditeit wordt voortgezet. Volgens het tweede lid van artikel 133a van de Appa wordt onder geheel of gedeeltelijk algemeen invalide verstaan, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekten of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder de eerstgenoemde arbeid wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Het vijfde lid van artikel 133a van de Appa bepaalt dat bij algemene invaliditeit van minder dan 25% de uitkering niet wordt voortgezet.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2012:BV7777) brengt geschiktheid voor de maatgevende functie, in dit geval de functie van [functie] van [gemeente 1] , met zich dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. Als een betrokkene in staat moet worden geacht
zijn eigen werk volledig te verrichten, hoeft niet te worden toegekomen aan een toets of diegene geschikt is tot het verrichten van andere (algemeen geaccepteerde) arbeid.
2.3.
Appellant heeft betoogd dat verweerder geen geldige reden heeft gehad een nieuw onderzoek (second opinion) te gelasten nu er een gedegen rapport lag van Qare, dat verweerder het advies dat uit dit rapport naar voren is gekomen dient op te volgen en appellant in aanmerking te brengen voor de voortgezette uitkering op grond van artikel 133a van de Appa. De Raad volgt appellant hierin niet. Niet valt in te zien waarom een bestuursorgaan dat twijfelt aan de uitkomst van een met het oog op een te nemen besluit verricht onderzoek, niet zou mogen besluiten tot het laten verrichten van een nader of tweede onderzoek. Geen rechtsregel verzet zich daartegen. In het besluit van 3 juli 2018 heeft verweerder gemotiveerd aangegeven wat de redenen zijn geweest om te twijfelen aan de rapportage van Qare en het om die reden laten verrichten van een tweede onderzoek. Met deze motivering en door dit besluit te baseren op de rapportage van Remédis is verweerder gemotiveerd afgeweken van de rapportage van Qare.
2.4.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellant ten tijde hier van belang niet volledig arbeidsongeschikt is te achten voor de maatgevende functie. Dit standpunt is gebaseerd op de rapportage van Remédis, opgesteld door de verzekeringsarts A.W.A. Elemans die appellant heeft onderzocht. Elemans concludeert dat appellant beperkt is voor langdurig statisch en dynamisch hoog frequent en zwaar belasten van de rug en de nek. Daarnaast is appellant beperkt voor langdurig achtereen en momentaan zwaar belasten van de basis van de linker duim en voor grove trillingen en schokken. Van de door appellant verwoorde moeheid is Elemans niet tot de conclusie kunnen dat sprake was van te honoreren beperkingen. Zo heeft hij noch bij zijn eigen onderzoek, noch op basis van het sociaal functioneren van appellant aanwijzingen gevonden voor het bestaan van moeheid en voor kennelijke beperkingen die daaruit zouden voortvloeien. Andersluidende medische gegevens zijn door appellant niet overgelegd.
2.5.
Op basis van de vastgestelde beperkingen dient te worden bezien of een urenbeperking is aangewezen. Een urenbeperking kan worden gesteld bij een indicatie stoornis in de energiehuishouding, een indicatie preventief of een indicatie verminderde beschikbaarheid. Blijkens het rapport van Elemans zijn er geen aanwijzingen gevonden voor het opleggen van een urenbeperking. Zo wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een aandoening die met belangrijke stoornissen in de energiehuishouding gepaard gaat en evenmin sprake is van een aandoening waarbij op voorhand moet worden gesteld dat appellant minder uren inzetbaar zou zijn. Ook is hier door een te ondergane behandeling of opname geen sprake van een verminderde beschikbaarheid.
2.6.
Anders dan door appellant is betoogd zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onderzoek van Elemans onzorgvuldig is geweest. Het rapport van Elemans geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Elemans heeft zijn oordeel gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 9 oktober 2017, dossieronderzoek, het eigen verhaal van appellant en medische gegevens van de huisarts. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
2.7.
Uit 2.3 tot en met 2.6 volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en H. Lagas en
G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2021.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) M. Stumpel