ECLI:NL:CRVB:2021:543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.J.M. Weyers
- J.T.H. Zimmerman
- F.M. Rijnbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over afwijzing Wajong-uitkering en duurzaamheid van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering aan betrokkene, geboren in 1998, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen. De aanvraag voor de uitkering werd in eerste instantie door het Uwv afgewezen op basis van het ontbreken van arbeidsvermogen, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij betrokkene nog konden ontwikkelen. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en kende hem de Wajong-uitkering toe, met de vaststelling dat zijn situatie duurzaam was.
In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam was. Het Uwv voerde aan dat er mogelijkheden tot verbetering waren, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd dat betrokkene in de toekomst in staat zou zijn om zijn arbeidsvermogen te ontwikkelen. De Raad concludeerde dat de eerdere bevindingen van de rechtbank juist waren en dat er geen reële verwachting was dat betrokkene zijn concentratieboog van tien minuten zou kunnen uitbreiden naar een uur aaneengesloten werken.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van betrokkene, die op € 1.068,- werden begroot. Tevens werd er griffierecht geheven van € 508,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij jonggehandicapten en de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing door het Uwv.