Uitspraak
19 3327 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die zich op 17 juli 2017 ziek meldde, ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had haar uitkering beëindigd op basis van een beoordeling die stelde dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante betwistte deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek voldeed aan de zorgvuldigheidseisen en dat er geen reden was om aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts te twijfelen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze oordelen onderschreven en bevestigd dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de gezondheidsklachten van appellante. De Raad concludeerde dat de in hoger beroep ingebrachte medische gegevens geen nieuwe inzichten boden die de eerdere oordelen konden weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat appellante niet verdergaand beperkt was dan door het Uwv was aangenomen.