ECLI:NL:CRVB:2021:475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
20/1640 WLZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 3 maart 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een hoger beroep dat door appellante was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2020. In een eerdere uitspraak van 23 september 2020 had de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, stellende dat zij de betalingsherinnering van 21 juni 2020 niet had ontvangen.

De Raad heeft in het verzet onderzocht of de betalingsherinnering op de juiste wijze was verzonden. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de Raad niet kan vaststellen dat de betalingsherinnering correct is verzonden. Dit leidt tot de conclusie dat het verzet gegrond is. De eerdere uitspraak van 23 september 2020 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De gemachtigde van appellante krijgt een nieuwe termijn om het griffierecht te voldoen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 maart 2021
20/1640 WLZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2020, 19/2472 WLZ (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Zorgkantoor Menzis

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 23 september 2020 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft [X] verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 23 september 2020 is overwogen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim was geweest.
In verzet heeft gemachtigde geschreven dat zij de betalingsherinnering van 21 juni 2020 van het griffierecht niet heeft ontvangen.
De Raad heeft onderzocht of de betalingsherinnering op de goede manier is verzonden. De Raad kan niet vaststellen dat de betalingsherinnering van 21 juni 2020 op de juiste wijze door de Raad is verzonden.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
23 september 2020 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Aan de gemachtigde van appellante zal een nieuwe termijn worden gegund voor het voldoen van het griffierecht.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) E. Blijleven-de Vries