ECLI:NL:CRVB:2021:475
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
Op 3 maart 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een hoger beroep dat door appellante was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2020. In een eerdere uitspraak van 23 september 2020 had de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, stellende dat zij de betalingsherinnering van 21 juni 2020 niet had ontvangen.
De Raad heeft in het verzet onderzocht of de betalingsherinnering op de juiste wijze was verzonden. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de Raad niet kan vaststellen dat de betalingsherinnering correct is verzonden. Dit leidt tot de conclusie dat het verzet gegrond is. De eerdere uitspraak van 23 september 2020 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De gemachtigde van appellante krijgt een nieuwe termijn om het griffierecht te voldoen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.