ECLI:NL:CRVB:2021:1903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/1640 WLZ. Het hoger beroep was ingesteld door appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2020. De Raad had eerder, op 23 september 2020, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet van appellante werd het onderzoek voortgezet. De gemachtigde van appellante kreeg een nieuwe termijn om het griffierecht te voldoen.
Echter, ondanks herhaalde aanmaningen, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft overwogen dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.