ECLI:NL:CRVB:2021:449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de stopzetting van de PAS-regeling bij langdurige ziekte van een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de stopzetting van de partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS-regeling) van een ambtenaar die langdurig ziek was. De ambtenaar, werkzaam bij het Ministerie van Financiën, had verzocht om zijn PAS-regeling te beëindigen vanwege zijn ziekte. De staatssecretaris van Financiën had dit verzoek afgewezen, met het argument dat ziekte geen reden was om de PAS-regeling te stoppen. De rechtbank had in eerste aanleg de staatssecretaris in het gelijk gesteld, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.
De Raad overwoog dat de PAS-regeling doorloopt bij ziekte en dat er geen mogelijkheid is voor tussentijdse stopzetting. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en de Nota van Toelichting bij de regeling, waaruit blijkt dat de wetgever geen stopzetting van de PAS-regeling bij ziekte heeft beoogd. De Raad concludeerde dat er geen direct onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte wordt gemaakt, aangezien de regeling voor alle zieke werknemers geldt, ongeacht hun gezondheidstoestand.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de ambtenaar werd ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat het stopzetten van de PAS-regeling in strijd zou zijn met de doelstellingen van de regeling, die gericht is op het bevorderen van de arbeidsparticipatie van oudere ambtenaren. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter C.H. Bangma, met de leden A. van Gijzen en M. Wolfrat.