ECLI:NL:CRVB:2021:447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting na niet noodzakelijke verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting door het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. De aanvraag werd afgewezen op de grond dat de verhuizing van de appellant niet noodzakelijk was. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar had het dagelijks bestuur wel veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast en dat er geen sprake was van noodzakelijke kosten voor de woninginrichting, omdat de verhuizing niet noodzakelijk was. De Raad heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur met juistheid heeft geconcludeerd dat de kosten van woninginrichting niet noodzakelijk zijn en heeft de kostenveroordeling van de rechtbank vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van noodzakelijkheid bij aanvragen voor bijzondere bijstand en de beoordelingsruimte die het dagelijks bestuur heeft in dergelijke gevallen.