ECLI:NL:CRVB:2021:426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en beoordeling van psychische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die voorheen als reachtruckchauffeur werkte, heeft zich op 4 maart 2015 ziekgemeld en heeft in 2016 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft in 2017 besloten dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot een bestreden besluit. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is van mening dat de door de deskundige vastgestelde psychische beperkingen niet correct zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Hij betoogt dat er een beperking voor doelmatig handelen had moeten worden opgenomen en dat het Uwv een zwaardere beperking voor samenwerken had moeten overwegen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts en het oordeel van de rechtbank. De Raad onderschrijft dat met de FML voldoende rekening is gehouden met de psychische beperkingen van appellant. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.