ECLI:NL:CRVB:2021:3351

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
20/2568 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond verklaard wegens te late verklaring van betalingsonmacht in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2021 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2020. De Raad had eerder op 22 maart 2021 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald en de gronden te laat waren ingediend. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij het griffierecht niet kon betalen. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze stelling niet slaagde, aangezien appellant pas in zijn verzetschrift voor het eerst verklaarde dat hij in betalingsonmacht verkeerde. De Raad benadrukte dat een beroep op betalingsonmacht binnen de betalingstermijn moet worden gedaan, en dat appellant te laat was met deze verklaring. Hierdoor komt het niet betalen van het griffierecht voor rekening en risico van appellant. De Raad heeft het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier J. Oosterveen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 december 2021
20/2568 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2020, 19/5805 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak van
17 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond
van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 12 november 2021. Appellant en de Svb waren daarbij niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellant in de uitspraak van 22 maart 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald en de gronden te laat zijn ingediend.
In verzet heeft appellant aangegeven dat hij het griffierecht niet kan betalen.
De Raad stelt vast dat de stellingen van appellant in zijn verzetschrift niet slagen. Appellant heeft pas in zijn verzetschrift voor het eerst verklaard dat hij het griffierecht niet kan betalen. Een beroep op betalingsonmacht moet binnen de betalingstermijn worden gedaan. Appellant is dus te laat met deze verklaring. Dat betekent dat het niet betalen van het griffierecht voor rekening en risico van appellant komt.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van J. Oosterveen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) J. Oosterveen