ECLI:NL:CRVB:2021:3338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die als chauffeur werkzaam was, had zich op 9 oktober 2017 ziek gemeld met pijnklachten in de nek en onderrug. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Echter, na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, heeft het Uwv op 28 september 2018 besloten het recht op ziekengeld per 9 november 2018 te beëindigen, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen in andere functies.
Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is opnieuw ziek gemeld in januari 2019. Na een nieuwe beoordeling heeft het Uwv op 10 juni 2020 opnieuw het recht op ziekengeld beëindigd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de medische informatie die op 9 februari 2021 was ingediend buiten beschouwing heeft gelaten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat deze informatie wel meegewogen had moeten worden en dat het Uwv niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen relevante informatie bij zijn behandelaren op te vragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geconcludeerd dat appellant met zijn beperkingen in staat is de functie van administratief ondersteunend medewerker te vervullen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.