ECLI:NL:CRVB:2021:333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 15 oktober 2012 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had eerder al een WGA-uitkering geweigerd gekregen omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een nieuwe melding van toegenomen klachten op 10 oktober 2017, heeft het Uwv opnieuw geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toename van beperkingen was vastgesteld binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar gezondheidsklachten waren toegenomen en dat er sprake was van een objectiveerbare verslechtering. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toename van medische beperkingen was en dat de eerdere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid nog steeds geldig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische informatie en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische gegevens te overleggen die een verslechtering van de gezondheidssituatie kunnen aantonen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere beslissing van het Uwv.