In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, dat haar een maatwerkvoorziening professionele begeleiding had verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De maatwerkvoorziening bestond uit een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 23 mei 2018 tot 22 november 2018. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante onvoldoende procesbelang had. Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellante na de aanvraag die ten grondslag lag aan het bestreden besluit geen nieuwe aanvragen meer had ingediend voor begeleiding op grond van de Wmo 2015 en inmiddels was verhuisd naar een andere gemeente. De Raad overwoog dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis kan hebben. In dit geval was er geen procesbelang, omdat het pgb al was verstrekt en appellante met dit budget ondersteuning kon inkopen.
De Raad concludeerde dat de beoordeling van het hoger beroep niet zou leiden tot een uitbetaling van het pgb, en dat appellante daarom geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.