ECLI:NL:CRVB:2021:3301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- M. Géron
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep inzake griffierecht en procesorde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over het niet-tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om een dwangsom door appellante. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, maar de rechtbank heeft dit verzet ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar gemachtigde geen aangetekende brief met de griffierechtnota heeft ontvangen, waardoor zij niet in staat was het griffierecht te betalen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. Er was geen sprake van een ernstige schending van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een uitzondering op het appelverbod rechtvaardigen. De Raad heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2021.