ECLI:NL:CRVB:2021:326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hoger beroep inzake zorgindicatie en toekenning van zorgpakketten onder de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, geboren in 1991, heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de besluiten van het zorgkantoor ongegrond verklaard, waarbij het zorgkantoor aan appellante voor het jaar 2016 een modulair pakket thuis had verleend in plaats van een volledig pakket thuis. Appellante had weliswaar een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, maar deze aanvraag was niet in behandeling genomen en er was geen nieuwe aanvraag ingediend. De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor niet in strijd had gehandeld met eerdere uitspraken en dat appellante geen recht had op een pgb of meerzorg, omdat zij geen aanvragen had ingediend. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.