ECLI:NL:CRVB:2021:3247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, heeft hoger beroep ingesteld na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 13 mei 2021. De appellante heeft op 3 augustus 2021 verzocht om schadevergoeding, omdat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, zou zijn overschreden. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 28 juli 2017 tot de uitspraak op 22 december 2021 in totaal 4 jaar en 5 maanden heeft geduurd, wat de redelijke termijn met 5 maanden overschrijdt. De Raad heeft de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot een schadevergoeding van € 500,- voor deze overschrijding. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 374,- en het Uwv tot een bedrag van € 3.686,91 voor de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, met J.J.C. Vorias als griffier.