ECLI:NL:CRVB:2021:324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de goedkeuring van een zorgovereenkomst en de verplichtingen van de budgethouder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de goedkeuring van een zorgovereenkomst tussen de erven van een overleden budgethouder en een zorgverlener, die ook de echtgenoot van de budgethouder was. De budgethouder had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor zorg, maar de zorgovereenkomst vermeldde dat de zorgverlener 168 uur per week zorg verleende, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. De Raad oordeelde dat het zorgkantoor ten onrechte de goedkeuring aan de zorgovereenkomst had onthouden, omdat er geen bewijs was dat de budgethouder de verplichtingen uit de Regeling langdurige zorg (Rlz) had geschonden. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor het zorgkantoor werd veroordeeld in de proceskosten van de appellanten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgkantoren om zorgvuldig om te gaan met de goedkeuring van zorgovereenkomsten en de verplichtingen die aan budgethouders worden opgelegd.