Uitspraak
18.3487 WIA
OVERWEGINGEN
.De bevindingen van de deskundige worden onderschreven. In wat namens appellante is aangevoerd wordt geen aanleiding gezien de bevindingen van de deskundige voor onjuist te houden. Daarbij is van belang dat de deskundige niet enkel de omstandigheid dat appellante op de datum in geding niet meer onder behandeling was in haar beoordeling heeft betrokken, maar ook de bevindingen van enerzijds de verzekeringsarts die appellante in het kader van de eindewachttijdbeoordeling op 9 april 2014 op een spreekuur heeft gesproken en anderzijds de verzekeringsarts die appellante op 17 mei 2018 op een spreekuur heeft gesproken naar aanleiding van een melding van wijziging van haar gezondheidstoestand. Dat appellante naar aanleiding van laatstgenoemde wijzing per latere datum, 1 oktober 2017, wederom volledig arbeidsongeschikt is bevonden rechtvaardigt niet de conclusie dat appellante zich op de datum in geding ook in een medische situatie bevond op grond waarvan zij volledig arbeidsongeschiktheid diende te worden geacht. Uit het rapport van de verzekeringsarts, dat aan de volledige arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2017 ten grondslag ligt, volgt dat het ging om een tijdelijke situatie van geen benutbare mogelijkheden op grond van een recidief ernstige psychische stoornis, waarbij de medische situatie van appellante op het spreekuur van 17 mei 2018 weer was gestabiliseerd en appellante weer belastbaar werd geacht.