In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De centrale vraag betreft de urenbeperking in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van betrokkene, waarbij specifiek de woensdag als recuperatiedag ter discussie staat. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de deskundige een toereikende motivering heeft gegeven voor de conclusie dat de woensdag als recuperatiedag moet worden aangemerkt, naast de reeds vastgestelde urenbeperkingen van 4 uur per dag en 20 uur per week. De Raad volgt het oordeel van de deskundige, die heeft aangegeven dat er concrete redenen zijn om de woensdag als rustdag te beschouwen, mede gezien de psychische klachten van betrokkene. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door hen vastgestelde urenbeperking onjuist is. De Raad concludeert echter dat het hoger beroep van het Uwv niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv wordt opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, en wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.