Uitspraak
18.5446 PW, 18/5448 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 15 november 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na het overlijden van zijn tante op 17 januari 2015 ontving hij in mei 2016 een erfenis van € 33.800,-. Het college van burgemeester en wethouders van Emmen heeft op basis van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de PW de bijstand teruggevorderd over de periode waarin de appellant aanspraak had op de erfenis, maar daarover nog niet beschikte. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat het college bevoegd was om de bijstand terug te vorderen vanaf de datum van overlijden van de tante, omdat de appellant op dat moment recht had op de erfenis. De Raad oordeelde dat het beleid van het college, dat terugvordering plaatsvindt tenzij er dringende redenen zijn, niet in strijd is met de redelijke beleidsbepaling. De appellant had aangevoerd dat hij het geld had besteed aan het aflossen van schulden, maar dit werd niet als dringende reden gezien om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.