ECLI:NL:CRVB:2021:3009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekmelding en toekenning van ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich op 29 maart 2019 ziek meldde met toegenomen pijnklachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen na een ziekmelding in 2014. Het Uwv had haar in 2015 geschikt geacht voor rugsparende arbeid, maar na de herhaalde ziekmelding in 2019 weigerde het Uwv een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hadden gehandeld en dat de eerder aangenomen beperkingen nog steeds van toepassing waren. Appellante stelde dat haar klachten ernstiger waren dan door het Uwv werd aangenomen, maar de Raad bevestigde dat zij met haar beperkingen geschikt was voor de eerder geselecteerde functies. De Raad baseerde zijn oordeel op de geldende wetgeving en eerdere rechtspraak, waarbij werd benadrukt dat de beoordeling van de belastbaarheid van appellante correct was uitgevoerd.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.