ECLI:NL:CRVB:2021:2987
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 19 juni 2018 uitspraak deed in een geschil over de toekenning van maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant, geboren in 1993, heeft psychiatrische aandoeningen en heeft bij het college van burgemeester en wethouders van Waterland een aanvraag ingediend voor hulp. Het college heeft op 25 april 2017 een maatwerkvoorziening verstrekt, die onder andere bestond uit begeleiding door niet-professionele en professionele hulpverleners, en dagbesteding inclusief vervoer. Appellant was het niet eens met het besluit van het college en heeft bezwaar aangetekend, wat door het college op 23 oktober 2017 ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het college geen objectief en zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat hij meer ondersteuning nodig heeft dan is verstrekt. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het college wel degelijk zorgvuldig onderzoek heeft gedaan, inclusief gesprekken met appellant en zijn ouders, en dat het medisch advies dat aan de beslissing ten grondslag lag zorgvuldig tot stand is gekomen. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat de verstrekte ondersteuning onvoldoende is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.