ECLI:NL:CRVB:2021:2943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering na melding van prostitutiewerkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van appellante. Appellante ontvangt sinds 30 augustus 1983 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In mei 2018 ontving het Uwv een anonieme melding dat appellante prostitutiewerkzaamheden zou verrichten. Hierop heeft het Uwv een onderzoek ingesteld, waarbij appellante op 21 juni 2018 is gehoord. Tijdens dit gesprek verklaarde appellante dat zij dagelijks werkte en gemiddeld zeven klanten per week ontving, wat resulteerde in een geschat inkomen van € 450,- per week. Op basis van deze informatie heeft het Uwv op 19 september 2018 besloten om de WAO-uitkering van appellante over de periode van 1 februari 2018 tot en met 30 juni 2018 te herzien en een bedrag van € 5.777,01 terug te vorderen, omdat deze uitkering ten onrechte was verstrekt.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat haar verklaring tijdens het gesprek onjuist was weergegeven en dat er bijzondere omstandigheden waren die de terugvordering onterecht maakten. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de uitkering van appellante terecht had herzien en teruggevorderd. De Raad bevestigde dat de verklaring van appellante, zoals vastgelegd in het gespreksverslag, als juist kon worden beschouwd, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.