ECLI:NL:CRVB:2021:2938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van AIO-aanvulling en vermogensvaststelling in het kader van sociale zekerheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten, die van 6 juni 2000 tot en met 31 augustus 2014 bijstand ontvingen van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling ingetrokken met ingang van 1 september 2014, omdat appellanten niet hadden gemeld dat zij eigenaar waren van een woning in Marokko. De Svb stelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden, wat leidde tot de intrekking van de AIO-aanvulling. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in overtreding waren, omdat de Svb hen ongevraagd AIO-aanvulling had toegekend en zij dachten dat er geen wijziging in hun vermogen was.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellanten wel degelijk de verplichting hadden om de Svb te informeren over de woning in Marokko. De Raad benadrukte dat de inlichtingenverplichting objectief is en dat verwijtbaarheid geen rol speelt. De Raad oordeelde dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de woning mede-eigendom was van hun kinderen en dat de schuld aan de Svb van € 20.156,38 niet op het vermogen in mindering kan worden gebracht, omdat deze schuld is ontstaan na de intrekking van de AIO-aanvulling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 23 november 2021.