In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 1 januari 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van meldingen dat zij gedeeltelijk zwart werkte, heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand over een periode van bijna vier jaar en een terugvordering van € 36.380,40. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord voorafgaand aan de besluiten van het college en dat er geen grond is voor de intrekking van de bijstand.
De Raad heeft geoordeeld dat het college de hoorplicht heeft geschonden door het verzoek om uitstel van de hoorzitting af te wijzen. Tevens heeft de Raad vastgesteld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de intrekking van de bijstand. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellante. De Raad heeft ook geoordeeld dat de proceskosten van appellante door het college vergoed moeten worden, tot een totaalbedrag van € 2.564,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor het college om voldoende bewijs te leveren voor besluiten die belastend zijn voor de betrokkenen.