ECLI:NL:CRVB:2021:2930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder opvolgende erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 18/6434 PW. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 november 2018, met de nummers 17/6260 en 17/6271. Tijdens de procedure heeft de appellant op 21 februari 2021 het leven gelaten. Na het overlijden van de appellant heeft de Raad het onderzoek heropend en een oproep gedaan aan de erfgenamen om zich te melden en aan te geven of zij de procedure wilden voortzetten. Ondanks deze oproep heeft zich niemand gemeld als erfgenaam van de appellant.
De Raad heeft overwogen dat, nu de indiener van het hoger beroep is overleden, het belang bij de voortzetting van het geding is vervallen. Er is niet gebleken van erfgenamen die de appellant als partij in dit geding hebben opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is ontvallen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter, met A.J. Schaap en M. van Paridon als leden, in tegenwoordigheid van B. van Dijk als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.