ECLI:NL:CRVB:2021:29
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant, die zich op 21 oktober 2013 ziek meldde, heeft een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft aanvankelijk geweigerd om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een aantal procedures en een herbeoordeling heeft het Uwv uiteindelijk besloten om appellant met ingang van 19 oktober 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen een eerdere beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep de eerdere beslissing herzien en de uitkering alsnog toegekend.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak bevestigd dat de beperkingen van appellant op de datum in geding geen duurzaam karakter hebben in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, waardoor appellant geen recht heeft op een IVA-uitkering. Daarnaast heeft de Raad het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure beoordeeld. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met ruim één jaar is overschreden en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellant, alsook tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 262,50.