In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkzaam was en na een auto-ongeval in 2000 arbeidsongeschikt raakte. Het Uwv heeft appellant in 2001 een WAO-uitkering toegekend, die in de loop der jaren is herzien. In 2016 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 25 tot 35%, maar na bezwaar van appellant is dit herzien naar 35 tot 45%. Appellant is het niet eens met deze herbeoordeling en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige K. Rammeloo benoemd om de situatie van appellant te onderzoeken. De deskundige concludeert dat de FML van 16 december 2016 correct is en dat er geen aanvullende beperkingen zijn ten aanzien van de nek- en schoudergordel. De Raad volgt het oordeel van de deskundige en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden met een jaar en vier maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellant. De Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding en ook in de proceskosten van appellant, die worden begroot op € 374,-.