ECLI:NL:CRVB:2021:2812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na 52 weken ziekte en de rol van de EZWb
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich op 13 augustus 2018 ziek meldde. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 22 augustus 2019 besloten het ziekengeld van appellante te beëindigen, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid niet correct was, omdat deze plaatsvond voordat de periode van 52 weken ziekte was verstreken. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen. De Raad stelt vast dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert in wezen een herhaling zijn van wat zij eerder heeft aangevoerd. De Raad bevestigt dat de beoordeling van het Uwv correct was en dat er geen reden is om de eerdere uitspraak te herzien. De Raad wijst ook het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente af, omdat er geen grond voor deze vergoeding is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.