ECLI:NL:CRVB:2021:2793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van kasstortingen en bijschrijvingen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Appellante is uitgenodigd voor een heronderzoek naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand. Tijdens dit onderzoek zijn er kasstortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening geconstateerd, waarover zij geen melding heeft gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft daarop besloten de bijstand over een bepaalde periode te herzien en een bedrag van € 2.003,- terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de terugvordering vastgesteld op € 921,-. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de herziening van de bijstand in stand gelaten. Appellante is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellante als inkomen moeten worden aangemerkt. Appellante stelde dat deze stortingen doelbetalingen waren voor het herdenken van overleden familieleden, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij beperkt was in haar beschikkingsmacht over deze bedragen. De Raad bevestigde dat kasstortingen en bijschrijvingen in beginsel als middelen in de zin van de PW worden beschouwd, en dat de toezegging van het college over de betalingen aan de kerk niet van toepassing was op de overige stortingen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.