ECLI:NL:CRVB:2021:2739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om een aansluitende bovenwettelijke werkloosheidsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die van 1991 tot 2012 werkzaam was bij de politie, verzocht om een aansluitende bovenwettelijke werkloosheidsuitkering over de periode van 13 juni 2017 tot en met 11 juni 2024. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden die in een eerder besluit van 18 februari 2016 waren gesteld. Dit besluit vereiste dat appellante een WW-uitkering moest aanvragen bij het UWV, en dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 80% moest zijn. Appellante was vanaf 1 mei 2017 voor minder dan 80% arbeidsongeschikt verklaard, maar had geen WW-uitkering aangevraagd, waardoor niet aan de voorwaarden was voldaan. De Raad benadrukte dat zelfs als aan deze voorwaarden zou zijn voldaan, dit niet automatisch recht gaf op de bovenwettelijke uitkering, aangezien de korpschef ruimte had voor een eigen afweging. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.