ECLI:NL:CRVB:2021:2653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geen aanleiding voor onafhankelijk deskundige
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 25 november 2016 ziek meldde met knie- en rugklachten, heeft in het kader van haar WIA-aanvraag een verzekeringsarts bezocht. Deze arts concludeerde dat appellante, rekening houdend met haar beperkingen, in staat was om bepaalde functies te vervullen. Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellante stelde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en dat er een schending van het vertrouwensbeginsel was, omdat haar was toegezegd dat er een spreekuuronderzoek zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken. De Raad bevestigde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige, aangezien de psycholoog die appellante had onderzocht geen diagnose kon stellen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.