ECLI:NL:CRVB:2021:2632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante.
Appellante had zich ziek gemeld met hoge bloeddruk en rugklachten en ontving aanvankelijk een ZW-uitkering. Na een beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. In hoger beroep stelde appellante dat er een urenbeperking had moeten worden opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vanwege haar psychische klachten en vermoeidheid.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er geen urenbeperking nodig was en dat de medische beoordeling op een deugdelijke basis was uitgevoerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de criteria voor het vaststellen van arbeidsgeschiktheid in het kader van de ZW.