ECLI:NL:CRVB:2021:2594
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en tijdige kennisgeving door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over de ingangsdatum van zijn WIA-uitkering. Appellant, die als militair werkzaam was, heeft zich op 12 juli 2004 ziek gemeld en heeft op 19 januari 2018 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen omdat appellant niet tijdig een aanvraag had ingediend, en de rechtbank heeft deze beslissing bevestigd. Appellant stelt dat hij de brieven van het Uwv niet heeft ontvangen en dat er sprake is van een bijzonder geval waardoor zijn uitkering eerder zou moeten ingaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellant de brief van 10 mei 2007 heeft ontvangen, die als latere kennisgeving kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen bijzonder geval is dat het Uwv zou verplichten om de uitkering eerder in te laten gaan. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.