Uitspraak
20.357 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante. Appellante ontving sinds 9 oktober 2017 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het bestuur had haar bijstand beëindigd per 26 februari 2018 vanwege inkomsten uit arbeid. Appellante had niet onverwijld melding gemaakt van deze inkomsten, wat leidde tot de conclusie dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. Het bestuur was daarom verplicht om de bijstand te herzien en de ontvangen inkomsten in mindering te brengen.
De Raad oordeelde dat de inkomsten uit arbeid en de inkomsten uit arbeid bekostigd uit het persoonsgebonden budget (PGB) tot de middelen gerekend moesten worden waarover appellante kon beschikken. Appellante had aangevoerd dat zij haar inkomsten uit het PGB had gemeld, maar de Raad oordeelde dat dit niet was aangetoond. De Raad bevestigde dat de bijschrijvingen op haar bankrekening ook als inkomen moesten worden aangemerkt, en dat appellante niet had aangetoond dat zij niet vrijelijk over deze bedragen kon beschikken.
Appellante voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelde dat de financiële gevolgen van de terugvordering geen dringende reden vormden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.