In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand, terugvordering van bijstandsuitkeringen en de oplegging van een boete aan appellanten, die sinds 24 mei 2013 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen de intrekking van de bijstand niet-ontvankelijk verklaard voor een deel en ongegrond voor het overige. De Raad heeft het nader besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, dat de bijstand met terugwerkende kracht introk en een boete oplegde, beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de inkomsten van appellanten en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad concludeert dat er geen bewijs is voor zwarte inkomsten en dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat niet duidelijk is hoe appellanten in hun levensonderhoud hebben voorzien. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de intrekking van de bijstand over de periode van 1 november 2016 tot en met 24 oktober 2017 herroepen. Ook de terugvordering van bijstandskosten en de opgelegde boete zijn vernietigd. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 5.876,- bedragen, en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 172,- aan appellanten vergoedt.