ECLI:NL:CRVB:2021:2580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van appellant met autisme
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren in 1997, die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische situatie van appellant na zijn 18e verjaardag is verslechterd en dat hij op de datum in geding, 24 november 2017, geen arbeidsvermogen heeft. De verzekeringsarts van het Uwv had geconcludeerd dat appellant in staat was om ten minste een uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar te zijn, maar deze conclusie werd onvoldoende onderbouwd. De Raad oordeelt dat de motivering van de verzekeringsarts niet volstaat, vooral omdat de stage die appellant in 2015/2016 heeft gelopen niet representatief is voor zijn huidige situatie. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat appellant in staat is om te werken en dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het Uwv wordt opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de medische situatie van appellant en de noodzaak van verdere onderbouwing van de arbeidsmogelijkheden. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.