ECLI:NL:CRVB:2021:2502

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
20/3317 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herplaatsingskandidaat bij de politie en verzoek om schadevergoeding

Op 8 oktober 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van een eiser die werkzaam was bij de politie. De zaak betreft de herplaatsing van de eiser, die als herplaatsingskandidaat was aangewezen na de reorganisatie van de politie. Eiser had een verzoek ingediend om een vertrekstimuleringspremie, welke was afgewezen door de korpschef van politie. De Raad oordeelde dat er passende functies beschikbaar waren voor eiser, en dat de korpschef niet onzorgvuldig had gehandeld door de aanvraag voor de premie af te wijzen. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De uitspraak volgt op een eerdere uitspraak van de Raad van 9 juli 2020, waarin de rechtbank Zeeland-West-Brabant was vernietigd. De Raad concludeerde dat de korpschef voldoende mogelijkheden had om een passende functie aan te bieden, en dat de eiser zelf ook succesvol was in het vinden van een nieuwe functie buiten de politieorganisatie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de korpschef in het kader van herplaatsing en de voorwaarden voor het toekennen van een vertrekstimuleringspremie.

Uitspraak

20.3317 AW, 20/4195 AW

Datum uitspraak: 8 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van 19 augustus 2020 en het verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[eiser] te [woonplaats] (eiser)
de korpschef van politie (verweerder)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 9 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1440, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18/1220, vernietigd en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen het door verweerder nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Namens eiser heeft dr. mr. S.F.H. Jellinghaus, advocaat, beroep ingesteld tegen het ter uitvoering van de uitspraak van 9 juli 2020 genomen besluit van 19 augustus 2020 (bestreden besluit) en een verzoek om schadevergoeding ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en bij brief van 2 december 2020 de motivering van het bestreden besluit gewijzigd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door dr. mr. Jellinghaus. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.C. Garrels.

OVERWEGINGEN

1.1.
Eiser was werkzaam bij de politie, laatstelijk in de functie van [naam functie], schaal 16, bij [onderdeel] in [plaatsnaam].
1.2.
In verband met de overgang van [onderdeel] naar de Nationale Politie en het feit dat de functie van eiser niet terugkeert in de nieuwe organisatie, is eiser bij besluit van 25 november 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat met ingang van 1 januari 2017. Op 15 maart 2017 is het individuele herplaatsingsplan van eiser vastgesteld. Daarin is onder meer opgenomen dat tot en met april 2017 de focus ligt op interne onderwijsfuncties en daarna op externe functies in het onderwijsveld.
1.3.
Op 6 juli 2017 heeft eiser in verband met zijn ontslag op eigen verzoek verzocht om toekenning van een vertrekstimuleringspremie als bedoeld in artikel 55y van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
1.4.
Bij besluit van 31 augustus 2017, na bezwaar van eiser gehandhaafd bij besluit van 22 januari 2018, heeft verweerder de aanvraag om de vertrekstimuleringspremie afgewezen, omdat niet is vastgesteld dat voor eiser geen passende functie meer beschikbaar zal zijn. Er waren voor verweerder nog tijd en mogelijkheden om verdere inspanningen te verrichten tot het vinden van een passende functie binnen of buiten de politieorganisatie. De eigen inspanningen van eiser voor het vinden van een nieuwe functie hebben succes gehad en hebben geleid tot het aanvaarden van een baan buiten de politieorganisatie.
1.5.
Bij besluit van 6 september 2017 heeft verweerder eiser overeenkomstig zijn verzoek eervol ontslag verleend per 1 oktober 2017.
1.6.
Bij uitspraak van 14 augustus 2019 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 22 januari 2018 ongegrond verklaard.
2. Bij uitspraak van 9 juli 2020 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep tegen het besluit van 22 januari 2018 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen om met inachtneming van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 31 december 2017. Aan zijn oordeel heeft de Raad, voor zover hier van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
2.1.
Het weigeren of toekennen van een stimuleringspremie als bedoeld in artikel 55y, eerste lid, van het Barp geschiedt na de vaststelling dat al dan niet een passende functie beschikbaar zal zijn. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 3 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3160) vereist deze vaststelling een onderzoek door verweerder. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij niet heeft kunnen vaststellen dat voor eiser geen passende functie meer beschikbaar zal zijn, nu eiser vrij spoedig nadat hij zich extern zou gaan oriënteren een baan heeft gevonden en ontslag heeft genomen. Daardoor is verweerder niet in de gelegenheid geweest eiser een passende functie aan te bieden. Dat eiser ontslag heeft genomen betekent echter niet dat verweerder niet heeft kunnen onderzoeken of voor eiser wel of geen passende functie beschikbaar zou zijn geweest. Dat eiser geen functie meer kon worden aangeboden, is voor de vaststelling of een passende functie beschikbaar zou zijn geweest niet van betekenis. Nu verweerder dit onderzoek heeft nagelaten, is sprake van een onzorgvuldig voorbereid besluit.
3. Bij bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, omdat passende functies voor eiser beschikbaar zouden zijn geweest.
4. Eiser heeft zich in beroep op hierna te bespreken gronden tegen het bestreden besluit gekeerd.
5. De Raad oordeelt als volgt.
5.1.
In artikel 55y, eerste lid, van het Barp, zoals dat luidde tot 1 juni 2016, is bepaald dat op aanvraag van de herplaatsingskandidaat en de pre-herplaatsingskandidaat van wie door het bevoegd gezag is vastgesteld dat voor hem geen passende functie meer beschikbaar zal zijn en aan wie op eigen verzoek ontslag verleend wordt en die, behoudens de vrijwillige politie, buiten de politie werkzaam gaat zijn een vertrekstimuleringspremie wordt toegekend.
5.2.
Op grond van artikel 99k, eerste lid, van het Barp blijft artikel 55y, zoals dat luidde direct voorafgaand aan 1 juni 2016, van toepassing op de ambtenaar – zoals eiser – die als gevolg van de reorganisatie Politiewet 2012 of enige andere voor 1 juni 2016 gestarte reorganisatie herplaatsingskandidaat wordt of is geworden.
5.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit twee functies vermeld. Tussen partijen is niet in geschil dat deze functies passend zouden zijn geweest. Eiser betwist dat deze functies voor hem beschikbaar zouden zijn geweest.
5.4.
Wat betreft de functie van secretaris/adviseur, bedrijfsvoeringsspecialist F, schaal 14, bij Staf Korpsleiding, Team Bestuurszaken, stelt eiser dat op het moment van het verzoek tot toekenning van de vertrekstimuleringspremie deze functie niet meer beschikbaar was. Nog daargelaten dat eiser deze stelling niet nader heeft onderbouwd, dient ingevolge artikel 55y, eerste lid, van het Barp, zoals dat op eiser van toepassing is, bij de beoordeling van de aanvraag om de vertrekstimuleringspremie te worden uitgegaan van de datum waarop eiser als herplaatsingskandidaat is aangewezen. Eiser is met ingang van 1 januari 2017 aangewezen als herplaatsingskandidaat. De betreffende functie is in week 15 van 2017, zijnde de week van 10 tot en met 16 april, opengesteld. Deze functie zou aldus voor eiser beschikbaar zijn geweest. Dat deze functie niet aan eiser is aangeboden en wat eiser aanvoert over het sollicitatieprotocol is voor de vaststelling of een passende functie beschikbaar zou zijn geweest niet van belang.
5.5.
Zoals is overwogen in 5.4 zou een passende functie voor eiser beschikbaar zijn geweest, waarmee verweerder aan de opdracht van de Raad heeft voldaan. Dit betekent dat de functie van sectorhoofd bij het Politiedienstencentrum, Dienst HRM, afdeling In-, Door- en Uitstroom geen bespreking behoeft.
5.6.
Uit 5.1 tot en met 5.5 volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Ook moet het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen, omdat geen sprake is van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2021.
(getekend) H. Lagas
(getekend) M. Buur