Op 2 april 2019 heeft appellante een bezwaarschrift ingediend tegen twee primaire besluiten van het Uwv, waarin zij stelde dat zij ten onrechte hersteld was gemeld en dat er geen grond was voor terugvordering van de Ziektewetuitkering. Het Uwv had eerder besloten om geen uitkering toe te kennen en had een bedrag teruggevorderd. Het bezwaarschrift werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar bezwaarschrift voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bezwaarschrift wel degelijk een concrete bezwaargrond bevatte, in lijn met eerdere rechtspraak. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor het Uwv opnieuw op de bezwaren van appellante moest beslissen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.244,- bedroegen.