ECLI:NL:CRVB:2021:2442

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
20/2382 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering AIO-aanvulling en oplegging boete na onjuiste melding van Turks pensioen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van de AIO-aanvulling en de oplegging van een boete aan appellanten, die geen melding hebben gemaakt van een Turks pensioen dat appellante ontving. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellanten ontvingen sinds 1 april 2015 bijstand van de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme tip over het ontvangen van een Turks pensioen, heeft de Svb een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante vanaf 1 juni 2016 een pensioen ontving, wat niet was gemeld bij de Svb. De Svb heeft daarop de AIO-aanvulling herzien en de kosten van bijstand teruggevorderd, alsook een boete opgelegd van € 5.533,33. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek niet rechtmatig was en dat er een schending was van artikel 8 van het EVRM. De Raad oordeelde echter dat de inbreuk op het privéleven gerechtvaardigd was, gezien de wettelijke grondslag en het belang van een deugdelijk onderzoek. De opgelegde boete werd als evenredig beoordeeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellanten ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

20.2382 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 mei 2020, 19/1427 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant), [appellante] (appellante) beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. E. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Appellanten hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. De Svb heeft niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Vervolgens heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 1 april 2015 – met enkele onderbrekingen – bijstand, van de Svb op grond van de Participatiewet (PW) in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
Naar aanleiding van een op 5 juni 2018 ontvangen anonieme tip, inhoudende dat appellante een pensioen ontvangt in Turkije, heeft de Svb een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende AIO-aanvulling. In dat kader heeft de Svb onder meer Bureau Sociale Zaken te Ankara verzocht na te gaan of appellante een Turks pensioen ontvangt. Uit een e-mailwisseling tussen Bureau Sociale Zaken en het Turkse verzekeringsorgaan Sosyal Güvenli Kurumu (SGK) in december 2018 bleek dat appellante vanaf 1 juni 2016 een Turks pensioen ontvangt. De SGK heeft opgave gedaan van de hoogte van dit pensioen vanaf die datum. De Svb heeft naar aanleiding van deze gegevens bij besluit van 15 januari 2019 de AIO-aanvulling van appellanten over de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2018 herzien op de grond dat appellante inkomsten heeft ontvangen, in de vorm van een Turks pensioen, die bij de Svb niet bekend waren. Tegen dit besluit hebben appellanten geen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 4 maart 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2019, heeft de Svb de kosten van bijstand over de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2018 van appellanten teruggevorderd tot een bedrag van € 13.937,91. Tevens heeft de Svb appellanten een boete opgelegd van € 5.533,33. Aan de besluitvorming heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellanten geen opgave hebben gedaan van het Turkse pensioen van appellante.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hier te beoordelen periode loopt van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2018.
4.2.
Niet in geschil is dat appellante in de te beoordelen periode een pensioen via de SGK heeft ontvangen en hiervan geen melding heeft gemaakt bij de Svb.
Strijd met Turkse wetgeving
4.3.
Appellanten hebben aangevoerd dat het onderzoek in Turkije niet rechtmatig is verricht, omdat onder verantwoordelijkheid van de Svb in Turkije onderzoek is verricht zonder dat de Turkse autoriteiten daarvoor toestemming hebben gegeven en zonder dat de wetten en regelgeving in Turkije zijn nageleefd, en bij de uitvoering van het onderzoek in strijd is gehandeld met de Turkse wetgeving ter bescherming van de privacy.
4.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De Raad is in zijn uitspraak van 1 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2914, waarbij de gemachtigde van appellanten ook betrokken was, onder rechtsoverwegingen 4.3.1 tot en met 4.3.3, gemotiveerd ingegaan op de beroepsgronden die gelijkluidend waren als die welke onder 4.3 zijn weergegeven en heeft deze verworpen. Geen aanleiding bestaat om in dit geval tot een ander oordeel te komen.
Schending artikel 8 van het EVRM
4.5.
Appellanten hebben als tweede en tevens laatste beroepsgrond aangevoerd dat het onderzoek van Bureau Attaché een onaanvaardbare inbreuk vormt op hun recht op eerbiediging van het privéleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Daarbij is het volgende van betekenis.
4.5.1.
De gehanteerde onderzoeksmiddelen vormden een inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van appellanten. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1910) biedt de in artikel 53a, van de PW vermelde onderzoeksbevoegdheid daarvoor een wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Met het opvragen van pensioengegevens bij het SGK wordt een beperkte en, gelet op het belang van de Svb bij een deugdelijk onderzoek, aanvaardbare inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van appellanten gemaakt. Er stond niet op enig moment een minder ingrijpend onderzoeksmiddel ter beschikking om de rechtmatigheid van de appellanten verleende AIO-aanvulling te onderzoeken, omdat appellanten zelf niet alle benodigde gegevens hebben overgelegd. Aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is dus voldaan, zodat de inbreuk op het respect voor het privéleven van appellanten gerechtvaardigd was.
Boete
4.6.
Uit 4.2 volgt dat de Svb heeft aangetoond dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van het Turks pensioen van appellante. Aan appellanten kan van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting een verwijt worden gemaakt. Het college was daarom verplicht een boete op te leggen. De opgelegde boete van € 5.533,33 is evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige over appellanten gebleken omstandigheden.
Slotoverweging
4.7.
Uit 4.2 tot en met 4.6. volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2021.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) M. Zwart