Uitspraak
20 866 ZW, 20/2072 ZW
21 januari 2020, 18/689 (aangevallen uitspraak 1) en 18/2065 (aangevallen uitspraak 2)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 13 juni 2016 ziek meldde met psychische klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 13 juli 2017, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het deskundigenrapport van dr. O. de Klerk, dat op 22 oktober 2019 was uitgebracht, zorgvuldig en consistent was en dat de conclusies van de deskundige geen aanleiding gaven om meer of andere beperkingen aan te nemen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het rapport van De Klerk volgde en dat de conclusies van het Uwv voldoende gemotiveerd waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De zaak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van medische geschiktheid voor arbeid en de rol van de rechter in het volgen van deze rapporten.