ECLI:NL:CRVB:2021:2429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en Wajong-uitkering in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante, geboren in 1978, had in 2018 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen, maar het Uwv wees deze aanvraag af omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij in de relevante periode arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt vast dat het beoordelingskader wordt gevormd door de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoert, een herhaling zijn van wat zij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante onvoldoende medische gegevens heeft ingediend die haar arbeidsongeschiktheid op zeventien- of achttienjarige leeftijd onderbouwen. De Raad wijst erop dat het risico van het tijdsverloop voor rekening van appellante komt, en dat de in hoger beroep ingediende medische gegevens ook al in beroep aanwezig waren. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.