ECLI:NL:CRVB:2021:2381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
18/1385 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 18/1385 WIA. Het hoger beroep is ingetrokken door appellante, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 maart 2021 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft eerder op 6 januari 2021 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2021:20. Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, moest de Raad alleen oordelen over de kosten die appellante in beroep en hoger beroep had gemaakt.

De Raad heeft de proceskosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand begroot op € 1.496,- in beroep en € 1.496,- in hoger beroep, en daarnaast reiskosten van € 13,40 in beroep en € 30,60 in hoger beroep. In totaal dient het Uwv € 3.036,- te vergoeden aan appellante. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 september 2021
18/1385 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
31 januari 2018, 17/1556 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 6 januari 2021 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder
Het Uwv heeft op 2 maart 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 6 april 2021 heeft mr. Aslan namens appellante het hoger beroep ingetrokken
en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 maart 2021 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten voor de aan appellante beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.496,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Daarnaast heeft appellante, bij proceskostenformulier van 23 september 2020, om vergoeding van reiskosten verzocht. Het betreft €13,40 voor reiskosten in beroep en €30,60 voor reiskosten in hoger beroep. Ook deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. In totaal dient het Uwv dus €3.036,- te vergoeden.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai
GdJ