ECLI:NL:CRVB:2021:2300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging financiële tegemoetkoming in vervoerskosten op basis van medisch advies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die lijdt aan mobiliteitsbeperkingen door psychiatrische problematiek en luchtwegklachten, had een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze tegemoetkoming werd door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht beëindigd na een heronderzoek, waarbij werd vastgesteld dat de appellant gebruik kon maken van individueel regiotaxivervoer. Het college baseerde zijn besluit op een advies van Argonaut, waarin werd geconcludeerd dat de appellant in staat was om te reizen met de regiotaxi.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat het gedeeltelijk was gedaan door een arts in opleiding tot verzekeringsarts. De Raad oordeelde echter dat het advies van Argonaut zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid ervan te twijfelen. De Raad bevestigde dat de appellant, ondanks zijn problemen met wachten en prikkels, gebruik kon maken van de regiotaxi en dat de beëindiging van de financiële tegemoetkoming terecht was.
De Raad concludeerde dat het college het advies van Argonaut op juiste wijze had gebruikt en dat er geen noodzaak was voor een gewenningsperiode bij de beëindiging van de tegemoetkoming, aangezien de appellant aanvankelijk niet had meegewerkt aan het heronderzoek. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.