1.4.Betrokkene heeft de korpschef op 16 december 2014 onder meer verzocht om vergoeding van immateriële schade als gevolg van de beroepsziekte PTSS op grond van artikel 54a van het Barp. Bij besluit van 6 augustus 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 maart 2019 (bestreden besluit) is aan betrokkene een smartengelduitkering toegekend van € 147.404,-. Met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% correspondeert een bedrag van € 164.300,-, de maximale uitkering per 1 januari 2018. Op het bedrag van € 164.300,- moet de in december 2016 uitgekeerde smartengelduitkering van € 16.896,- in mindering worden gebracht. Het Barp gaat uit van een gemaximeerd bedrag. Daarom kan er geen hogere uitkering worden toegekend dan het in artikel 54a van het Barp vermelde maximumbedrag. Dat is niet anders wanneer sprake is van meer dan één oorzaak van invaliditeit, ook niet wanneer sprake is van verschillende oorzaken en ook niet wanneer deze oorzaken in tijd zijn gescheiden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het smartengeld ingevolge artikel 54a, eerste lid, van het Barp wegens volledige arbeidsongeschiktheid door de beroepsziekte PTSS vastgesteld op € 164.300,- en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank is van oordeel dat de rugklachten geen bepalende rol hebben gespeeld bij de vaststelling door het UWV van het arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Verder is de rechtbank van oordeel dat het naar de aard en oorzaak om verschillende vergoedingen gaat. De uitkering wegens het dienstongeval is een vergoeding voor fysieke schade, waarbij niet kenbaar is dat immateriële schade daarvan een component is. Bij de uitkering wegens de als beroepsziekte erkende PTSS op grond van de Coulanceregeling PTSS voor (ex-)politiemedewerkers (de Coulanceregeling PTSS) staat kennelijk juist de immateriële schade voorop blijkens het feit dat de uitkering – ineens – los staat van de vergoeding van niet elders gedekte medische kosten en van de dekking van inkomensderving wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge de Wet WIA. Ook de oorzaak van het dienstongeval is een heel andere dan de reeks incidenten die heeft geleid tot de beroepsziekte PTSS. Van “één incident of een reeks overeenkomstige incidenten” als genoemd in de toelichting bij de Regeling vergoeding beroepsziekten politie (Rvbp) is dus bij het dienstongeval en de beroepsziekte geen sprake. De korpschef heeft naar het oordeel van de rechtbank een verkeerde toepassing gegeven aan artikel 54a, eerste lid, van het Barp, de Regeling smartengeld dienstongevallen politie (Rsdp), de Rvbp en de Coulanceregeling PTSS. Ten onrechte is op de maximale tegemoetkoming ingevolge artikel 54a, eerste lid, van het Barp wegens volledige arbeidsongeschiktheid door de beroepsziekte PTSS het bedrag in mindering gebracht dat eerder was toegekend wegens blijvende partiële invaliditeit door een dienstongeval.
3. In hoger beroep heeft de korpschef zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens de korpschef heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de eerder toegekende uitkering naar aanleiding van het dienstongeval van 13 januari 2013 niet in mindering mocht worden gebracht op de maximale tegemoetkoming waar betrokkene aanspraak op maakt in verband met de beroepsziekte PTSS.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 54a, eerste lid, van het Barp, zoals dit luidde ten tijde van belang, wordt in geval van invaliditeit die voortvloeit uit een dienstongeval of een beroepsziekte, aan de desbetreffende ambtenaar smartengeld vergoed tot een netto maximum bedrag van € 164.300,-. Ingevolge het vierde lid van dit artikel stelt Onze Minister nadere regels vast omtrent de toekenning van de uitkering, bedoeld in het eerste lid.
4.1.2.De hiervoor bedoelde nadere regels zijn voor dienstongevallen neergelegd in de Rsdp en voor beroepsziekten in de Rvbp. Deze laatste regeling is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 in werking getreden.