ECLI:NL:CRVB:2019:607
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake smartengeld bij dienstongeval politie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de korpschef een bedrag van € 1.615,55 aan smartengeld moest vergoeden aan betrokkene, die betrokken was bij een dienstongeval op 31 december 2015. De korpschef had dit bedrag vastgesteld op € 1.593,20, maar de rechtbank oordeelde dat dit bedrag niet in overeenstemming was met de geldende regelgeving op het moment van de beslissing. De rechtbank stelde vast dat de hoofdregel in het bestuursrecht is dat het bestuursorgaan het recht toepast dat geldt op het moment van de beslissing. De korpschef had de hoogte van het smartengeld moeten vaststellen op basis van het in 2017 geldende maximumbedrag van € 161.555,-. In hoger beroep heeft de korpschef zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de korpschef niet kon afwijken van de hoofdregel en dat de hoogte van het smartengeld correct was vastgesteld door de rechtbank. De korpschef werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 1.024,-.