ECLI:NL:CRVB:2021:2199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, genomen op 6 mei 2019, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Appellante had haar beroepschrift te laat ingediend, namelijk na de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank ontving het beroepschrift op 20 juni 2019, terwijl dit vóór 18 juni 2019 ingediend had moeten worden.
Appellante voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden, zoals stress door haar zieke zoons en een aanstaande verhuizing, niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. In hoger beroep herhaalde zij deze argumenten en voegde daaraan toe dat zij problemen had met de post en geen printer bezat. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de door appellante opgegeven redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij niet in staat was om het beroepschrift tijdig in te dienen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en het proces-verbaal werd ondertekend door de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer.